Door Anne Helmus
Helmus zoekt opknapkleren
Indertijd was ik verbaasd gevraagd te worden om deel te nemen aan een modeshow. Mijn stijl van kleden was vrij nonchalant en met wat in de mode was hield ik me niet bezig. Maar als ik de hiernaast getoonde foto’s zie begrijp ik wel wat ze in mij zagen. We spreken over het jaar 1971. Een paar keer per jaar vond er in het recreatiegebouw van het voormalig psychiatrisch ziekenhuis Groot Bronswijk te Wagenborgen een kledingshow plaats. De bewoners konden aan de hand van de geshowde kleding een keuze maken om hun garderobe aan te vullen. In de dagen na de modeshow stonden er rekken met kleding van de firma Fokkens en W&D op een centrale plek in verschillende paviljoens en werden de bewoners uitgenodigd iets van hun gading uit te kiezen.
Overdag liepen de mannen meestal in een uniform werkpakje rond en de dames hadden een schort voor. Na de gedane arbeid trok men na een opfrisbeurt, zoals sommige bewoners het noemden, de zogenaamde ‘opknapkleren’ of op z’n Gronings ‘ ’t schiere goud’ aan. De in de show getoonde kleding betrof deze laatste categorie. Het spektakel werd mede georganiseerd door een gerenommeerd modehuis in Delfzijl. Voordat ik mijn kunsten op de catwalk mocht vertonen, werd ik samen met een aantal andere kandidaat-dressmen en mannequins, ontboden in een modewinkel om de kleding te passen. De uitgekozen setjes hingen die bewuste avond keurig voor me klaar. Fris gedoucht trok ik mijn pakje aan: een jas, een overhemd en een bijpassend jasje. Het soort kleding dat ik zelden aan had. Echt keurig, alleen die schoenen. Zoals zoveel leeftijdgenoten uit die tijd droeg ik zogenaamde bordeelsluipers. In mijn geval waren ze niet om aan te zien. Versleten, vlekkerig en knopen in de veters. Voor mij liep een verpleegkundige zoals een echte mannequin dat doet. Een ladyspeaker gaf informatie over de jurk die haar overigens heel goed stond. Daarna was het mijn beurt. Eerst liep ik een beetje stijfjes over het plankier en hoorde nauwelijks wat er door de speaker over mijn kleding werd gezegd. Om mezelf een beetje te ontspannen maakte ik een dansje. Het publiek reageerde er positief op en ik bouwde het een beetje uit. In die tijd bezocht ik veel discotheken en won een keer, na vele uitputtende ronden erg bezweet, de Crazy Dance Contest in disco de Berekuil in de stad Groningen. Ik was dus best wel los in de heupen. Tijdens mijn tweede optreden op de catwalk ging ik helemaal los en ontdeed me als een stripper op sierlijke wijze van mijn colbertje dat ik met een zwierig gebaar over mijn schouder slingerde.
De volgende dag ging ik zonder sterallures weer aan het werk. Ik werkte op de afdeling creatieve therapie. Na een paar jaar van allerlei los werk, werd ik aangenomen op deze afdeling. Bijna een jaar had ik op de avondacademie Minerva een kunstopleiding gevolgd. Met psychiatrie had ik ruime ervaring om dat mijn vader met enige regelmaat opgenomen werd in psychiatrische ziekenhuizen in verband met zijn depressies en manische periodes. Mijn collega’s waren echte therapeuten met een antroposofische inslag. Ik hield me onder andere bezig met het organiseren van gezellige avonden waar lekker geknutseld en geschilderd werd. Met een groepje patiënten, die naast hun psychiatrische problematiek ook aan alcohol waren verslaafd, schilderde ik samen met hen blote dames. Naar voorbeeld van de achterkant van de Panorama waar elke week een fraaie pin up girl werd afgedrukt. Het therapeutisch effect was vooral de enorme lol die ze er in hadden. Ik woonde in het begin van mijn loopbaan op Groot Bronswijk boven het paviljoen Rehoboth op kamers. Mijn kamer had ik aangekleed met eigen werk, een beetje psychedelisch en kleurig van karakter. Op een gegeven moment voelde ik me daar op zolder niet meer zo prettig en vond een huisje in een naburig dorp dat ik voor de 3500 gulden kon kopen. Het bedrag wat de eigenaar als slooppremie van de gemeente zou krijgen. Vlak voor deze verhuizing had ik een onderhoud met super hoofdzuster Wendt. Ze vroeg of ik drugs gebruikte. Dit had ze opgemaakt uit de tekeningen die men op mijn kamer had aangetroffen. Ik gaf aan niet vies te zijn van een borrel of een biertje, maar drugs…..nee. Ze kapittelde me nog een beetje over het een en ander en toen kon ik gaan. Te verbouwereerd om te protesteren tegen de door haar gepleegde huisvredebreuk, verliet ik haar kamer.