In gesprek met Irene Plaatsman, geestelijk verzorger en verhalenverteller
Levenswijs
Door Mariëlle Rodenburg-Splint Foto’s Pluc Plaatsman
Voor Irene is aarde een bron van inspiratie: met de handen en voeten bezig zijn in de klei!
Irene Plaatsman is geestelijk verzorger en verhalenverteller bij Lentis voor Uithuizen, Delfzijl en Winschoten. In de jaren die ze bij Lentis werkt wandelt ze met cliënten op hun levensweg mee, over bergen en door dalen, in tijden van rouw en verlies, maar ook van grote vreugde. Soms tekent ze letterlijk het levensverhaal op dat haar wordt toevertrouwd. Al meanderend heeft zij lessen geleerd in gesprek met cliënten, maar ook zeker haar eigen geleerde lessen doorgegeven. Met haar narratieve insteek maakt zij levensvragen bespreekbaar en helpt mee in de zoektocht naar levenszin.
Je studeerde religiewetenschappen en geestelijke verzorging in de richting filosofie en hebt iets met verhalen. Waarom is dit zo’n vruchtbare ingang voor het werk dat je doet? ‘Ik vertel veel verhalen in groepen. Ik neem soms een inspiratiekoffertje mee met voorwerpen waar mensen iets uit kunnen kiezen en hun verhaal aan kunnen verbinden. Wat zijn hun bronnen van kracht, van inspiratie? Daar gaat het over. Ook individueel vertel ik wel verhalen, maar eigenlijk ben ik zelf meer een luisteraar. Ik vind luisteren naar iemands levensverhaal heel bijzonder. Wat ik geleerd heb in die zestien jaar bij Lentis, is dat je door het luisteren naar het verhaal van mensen veel begrip krijgt voor wat bepaalde gebeurtenissen betekenen in het leven van mensen. Dan McAdams, een professor in de psychologie in Amerika, heeft veel onderzoek gedaan naar levensverhalen. Wat altijd terugkomt in ieder verhaal is de behoefte aan ‘verbondenheid’. Het gevoel willen hebben ergens bij te horen. Dat dit terugkomt in een levensverhaal kan ook betekenen dat mensen dit juist gemist hebben, bijvoorbeeld dat iemand van jongs af aan al het gevoel heeft anders te zijn of er niet bij te horen. Een tweede behoefte die je altijd weer terug hoort is behoefte te kunnen zijn of te kunnen worden wie je bent. Als aan die behoefte niet voldaan wordt is dat moeilijk. Soms hoor ik in gesprekken dat mensen vroeger niet naar school konden omdat ze moesten zorgen voor een familielid, of dat een boerenzoon de boerderij van zijn ouders móest overnemen en niet de vrijheid voelde stil te staan bij wat hij eigenlijk zelf wilde. Die boerenzoon vond zichzelf maar een slappeling: had hij niet de stoute schoenen aan moeten trekken en iets anders moeten gaan doen? Het is dan de kunst om om te denken: waar haalde deze man de kracht vandaan om het boerenbedrijf al die tijd te blijven runnen, terwijl zijn hart er niet lag? Wanneer je luistert naar levensverhalen gebeurt er vaak iets bijzonders: in de ruimte die ontstaat door het vertellen, wordt geboren wat voor iemand op dat moment nodig is.’ Stilstaan bij de rode draad in het leven Dan McAdams maakte onderscheid tussen drie niveaus van identiteit: iemands persoonlijkheidskenmerken, iemands karakteristieke eigenheden als geloof, verlangens, manieren van omgaan met tegenslag, en als derde laag de verhalen iemand bij zich draagt: de narratieve identiteit. Welk verhaal vertellen mensen als hen gevraagd wordt naar de betekenis en het doel van hun leven? Stilstaan bij de rode draad die door jouw leven loopt, keuzes maken in wat je wel vertelt en niet, maakt dat jij de auteur bent van jouw verhaal. Daar schuilt een kracht in.
Irene, op pad met haar ‘inspiratiekoffertje’.
In de kern zijn er niet zo heel veel verschillen zijn tussen mensen, ook al lijkt dat wel zo aan de oppervlakte.
Welke bronnen? Enkele jaren geleden deed Irene mee aan een onderzoek van Ernst Bohlmeijer, hoogleraar gezondheidsbevordering aan de Universiteit Twente. Hij hoopte handreikingen te kunnen ontdekken voor mensen boven de 55 jaar met licht depressieve klachten. Een van de manieren die vruchtbaar bleek, was in gesprek te gaan over het levensverhaal. ‘Niet als therapeut’, verheldert Irene, ‘maar juist proberen te kijken naar de bronnen voor mensen: Wie waren er tijdens jouw leven voor je? Waar haalde je de kracht vandaan? Wat heb je ervan geleerd? Uit onderzoek bleek dat wanneer mensen terugblikken, reminisceren, zij naderhand beter terugkeken op het leven dat zij geleefd hadden. Wanneer het levensverhaal volledig uitgeschreven wordt mag een titel niet ontbreken. Vaak zijn dat titels in de trant van ‘Ik hoop dat ik nu weer op kan bloeien’, of ‘Ik heb mezelf uit het moeras getrokken’. Soms laten cliënten de verhalen lezen aan familie. De ervaring is dat het iets doet rondom die verbondenheid. Familie krijgt ineens een ander perspectief aangereikt en dat kan mensen nader tot elkaar brengen.’ Geestelijk verzorger sluit aan bij levensbeschouwing Je noemde dat jouw werk anders is dan dat van een therapeut. Toch klinkt het alsof er wel wat overlap is. Hoe zou je dat verschil duiden? ‘Als geestelijk verzorgers zijn wij inderdaad geen therapeuten. Een therapeut is in de eerste plaats gericht op herstel door een bepaalde behandeling. Een geestelijk verzorger ondersteunt die behandeling op het specifieke gebied van levensvragen: iemands kijk op het leven of levensbeschouwing. Dat hoeft niet per se een religie te zijn. Veel mensen zijn beïnvloed door het boeddhisme en mediteren graag, noemen zich non-duaal, of hebben een holistisch wereldbeeld. Hoe je naar de wereld en het leven kijkt beïnvloed ook de manier waarop je omgaat met tegenslag en waar je steun vindt.’ In die zin is de wereld van vandaag ook echt een andere wereld dan 50 jaar geleden. ‘Ik heb veel last gehad van het beeld van de geestelijk verzorger als ‘dominee’. Mensen wilden toen soms niet met mij praten. Geestelijke verzorging is echt een geheel eigen vak dat in ontwikkeling is. Vroeger hadden instellingen misschien een priester, pastoor, rabbijn, imam, of dominee in dienst maar dat is tegenwoordig veel minder gebruikelijk binnen de zorg. Bij Lentis sluit de geestelijk verzorger aan bij de levensbeschouwing van de gesprekspartner en gaat het in brede zin over levensvragen en zingeving. De geestelijk verzorger heeft de waarheid niet in pacht. Samen ga je opzoek naar mogelijke antwoorden.
Gehoord en gezien worden Welke behoefte proef jij daarin bij cliënten van Lentis? Ik denk dat het in onze maatschappij heel belangrijk is dat mensen gehoord en gezien worden. De samenleving is anoniemer geworden. Laatst sprak ik met een oudere dame die nieuwe jonge mensen als buren had gekregen. Het stel kreeg een kindje, en dus breidde ze een truitje voor het kleintje. Toen enige tijd later haar man overleed, moesten de buren de uitvaartauto hebben kunnen zien staan. De hele straat moest er iets van mee hebben gekregen. Van niemand hoorde ze wat, terwijl ze zelf voor iedereen een kaartje in de bus deed voor lief en leed. Of een ander voorbeeld; dat banken de kantoren sluiten waardoor alleen via de telefoon of computer hulp gezocht kan worden. Mensen zijn veel meer op zichzelf aangewezen. Uiteindelijk gaat het er in mijn werk ook heel erg om dat iemand zichzelf serieus neemt. ‘Ken uzelve’, zei Plato al. Het vertellen van je levensverhaal kan een vicieuze cirkel van negatieve gedachten doorbreken door mensen ze hardop te laten delen en er bewust van te worden. Er komt ruimte voor mededogen, voor zelfinzicht door het oor en het oog van de ander. Je hoort jezelf praten en je wordt je bewust. Aandacht, daar wordt wat uit geboren. Je werkt nu al een lange tijd bij Lentis en aan de horizon komt langzaam maar zeker ook je pensioen steeds dichterbij. Wat heb je geleerd van je werk en de mensen wiens verhalen je mocht horen? ‘In die zestien jaar heb ik wel veel geleerd door alle verhalen. Hoop dat ik wijzer ben geworden, maar dat ga ik niet van mezelf zeggen. Ik heb geleerd dat in de kern er niet zo heel veel verschillen zijn tussen mensen, ook al lijkt dat wel zo aan de oppervlakte. Eigenlijk wil iedereen er graag bij horen en gezien worden, mogen zijn wie hij kan zijn, met je aandoening en al. Hoe klein of groots je leven ook is, behoeften zijn hetzelfde en mensen zijn even waardevol. Je leert minder snel te oordelen. Ik woon zelf in een dorp waar je nog wel eens wat hoort over deze en gene. Als je iets hoort van iemand oordeel je niet meer zo snel. Je bent eerder benieuwd naar het verhaal erachter vanuit een zekere bescheidenheid: ik kan er niet over oordelen. Dat betekent niet dat je alles altijd maar goedkeurt wat mensen doen, dat je moreel onverschillig wordt, maar je denkt minder zwart wit. In het begin van mijn loopbaan als geestelijk verzorger viel ik nog wel eens in de valkuil ‘ik moet helpen’. Gaandeweg ben ik erachter gekomen dat op weg gaan met mensen, het uithouden met hen als het moeilijk is, en hen helpen milder over zichzelf te denken al heel waardevol is. Dat kan gebeuren door te luisteren naar mensen. Ik heb de wijsheid en oplossingen niet in pacht. Dat besef is al heel wat. Dan kan je geboren laten worden wat er nodig is.’