Sieta Martens ‘Je werkt zelf in psychiatrie maar je kunt je niet voorstellen dat je eigen kind dood wil.’
Door Anne Helmus
Na enige aarzeling stemde Sieta in met dit interview waarin ze vertelt over de suïcide van haar zoon. Ze vindt het van belang dit onderwerp bespreekbaar te maken. Lentis Magazine heeft de laatste tijd in een aantal publicaties aandacht aan dit onderwerp besteed. We geven daar een vervolg aan met dit persoonlijke verhaal van Sieta. Het afgelopen jaar heeft Sieta borstkanker gehad. ‘Ik had vijf aangedane klieren, dus heb het volledige pakket gehad. Daar ben ik wel een jaar mee bezig geweest. Mijn werk als vertrouwenspersoon ben ik wel blijven doen. Dat zijn vaak korte trajecten. Dat kon ik nog wel waarmaken. De rest van mijn aanstelling werk ik normaliter als gezinsbehandelaar bij Jonx. Ik ben in dienst bij Jonx maar werk ook met jeugd vanuit de Volwassenenpsychiatrie.’ Sieta spreekt veel over ‘we’. Samen met haar ex-partner en co-ouder voedden ze na de scheiding hun twee kinderen verder op. ‘Zij heeft samen met mij veel dingen geregeld. Ik was blij dat we dat in goede harmonie hebben kunnen doen.’
Sieta vertelt over haar zoon ‘Jard was een leuke jongen. Hij is achttien jaar geworden. Hij zou nu zesentwintig zijn. Hij was echt een cadeautje, het was een gedreven kind, intens levend, heel sociaal en ambitieus. Hockey was zijn sport, daar was hij heel actief in. Hij deed er alles aan om daarin beter te worden. Daar ging hij best ver in. Hij gaf trainingen en stond achter de bar in het clubhuis. Ik zei wel eens: ‘Je woont gewoon op die club.’ Op school, hij ging naar het Praedinius Gymnasium, zat hij in de feestcommissie en was druk met allerlei activiteiten. Op familiebijeenkomsten was hij een gangmaker. Als hij binnenkwam kon het feest beginnen. Kortom een prettige fijne zoon. Naar zijn zus was hij soms weleens wat vervelend. Maar dat hoort er een beetje bij in een broer-zus relatie.’ Ik denk dat hij daar veel meer vertelde dan hij bij ons liet zien ‘Op zijn vijftiende vond er een omslag plaats. Jard kreeg de ziekte van Pfeiffer. Hij had minder energie en had voor het eerst een periode dat dingen niet lukten. Toen is hij ook in zijn eerste depressie geraakt. In het jaar dat hij vijftien werd, werd hij geselecteerd voor het Nederlands Elftal. Je mag dan op proef een aantal keren meetrainen. Het was in de periode dat hij nog Pfeiffer had. We hebben toen met de huisarts overlegd of dat verstandig was. Zijn leverwaarden verbeterden al wel. De huisarts zei: ‘Als het goed voelt, doe dan maar.’ Jard wilde natuurlijk graag en ging meetrainen. Dat ging niet goed en na zes keer lag hij eruit. Ik was eigenlijk wel blij want ik vond het een hele investering. Meedoen op dat niveau was een soort droom voor hem. Ik denk dat hij het toch wel heel erg vond dat hij niet verder mee mocht doen. Hij vond ook niks meer leuk. De stemming veranderde, de kleur was weg. We hebben toen ook hulp gezocht bij een psycholoog in de buurt. Die belde binnen veertien dagen dat ze hem voor beoordeling wilden aanmelden bij Accare. Toen wist ik ook al wel waar dat over zou gaan. Toen was er al sprake van suïcidale gedachten. Dat had hij heel sterk. Hij wilde geen medicatie. Men vroeg aan ons: ‘Zien jullie het nog zitten met hem thuis?’ ‘Wat krijgen we nou’, dachten we. Ik denk dat hij daar veel meer vertelde dan wat hij aan ons liet zien. Je werkt zelf in de psychiatrie. Maar je kunt je als ouder niet voorstellen dat je eigen kind dood wil. Hij is toen wel aan de medicatie gegaan. Na een half jaar is ie daar zelf mee gestopt. Hij kwam op een leeftijd dat hij wel eens een biertje wilde drinken. Wat goed werkte was, dat er door de psycholoog tegen hem werd gezegd: ‘Zet school op een laag pitje, tien uur beginnen en om twee uur naar huis. Ga er maar vanuit dat je het dit jaar niet meer haalt.’ Alle druk was eraf. Belangrijk hierbij was dat hij toch in contact zou blijven met zijn leefomgeving. Om zo energie over te houden voor dingen waar hij plezier uit kon halen.
Toen ik zelf jong was ben ik ook opgenomen geweest. Ik was rand psychotisch en best wel aardig in de war. Op mijn eenentwintigste ben ik opgenomen geweest. Jard wist dat. Ik had het er met hem over gehad. We hadden daar gesprekken over, ook over die sombere gedachten, op de een af andere manier had hij daar steun aan.’ Hij was heel erg bezig het de baas te worden ‘Toen hij voor de tweede keer in die depressie terecht kwam hadden we weer contact met Accare. Ze vroegen aan mij: ‘Wat moet er volgens jou veranderen zodat hij weer beter in zijn vel komt te zitten?’ Ik zei dat hij moest leren inzien dat hij niet Mister perfect is maar dat ook niet hoeft te zijn. Hij is goed genoeg zoals hij is. Ik snapte wel hoe hij in elkaar zit en hoe hij dacht. Hij rekende zichzelf af als een volwassene. Ik zei: ‘Ga er maar vanuit dat je in je leven fouten maakt en mensen zult teleurstellen.’ Ik dacht: ‘Hij zoekt nu al hulp, hij groeit hier overheen. Ik ben er ook overheen gegroeid.’ ‘Toen hij overleden was had ik een heel diep verdriet. Dan is het ook wel behoorlijk zwart om je heen. Maar het was niet het zwarte gat waar ik in zat toen ik zelf depressief was. Toen hij zeventien was liet ik hem een filmpje zien met de titel ‘The Black Dog’. Het is een kort animatiefilmpje over depressiviteit. Daarna moest hij huilen en zei: ‘De mensen denken dat het bij depressiviteit alleen om somberheid gaat, maar het is ook gebrek aan energie, slaap. Alles wat je ooit leuk vond lijkt niet meer te bestaan. Je vindt er gewoon niks meer aan. Hij zei ‘Hockey is echt mijn spelletje, maar als ik nu naar die training ga is het net of ik 100 kilo mee moet slepen.’ Hij was heel erg bezig het de baas te worden.’ Hij zat echt niet steeds onder een dekentje ‘Hij zat in de vijfde klas toen het voor de tweede keer terugkwam. Hij was direct heel helder en zei: ‘Ik denk dat ik weer naar de psycholoog moet.’ Hij wilde wel gewoon door met school. We hebben daar mee ingestemd. De druk was er wel. Hij heeft dat jaar wel gehaald. Af en toe ging het beter. Hij zat echt niet steeds thuis onder een dekentje. Hij ging naar de psycholoog volgde therapie. Deed alles om er grip op te krijgen. Dat schreef hij ook in zijn afscheidsbrief, dat hij drie jaar lang met hart en ziel had gevochten. Hij was zo moe, hij kon het niet meer volhouden. De uitputting doet ook veel. Achteraf denk je, hadden we de druk er maar wat meer afgehaald. Die gedachten zijn er altijd: ‘Hadden we maar dit of maar dat gedaan.’ Die gedachten komen en gaan.’
‘Na zijn overlijden had ik gesprekken met zijn psycholoog en psychiater. Wat me daarvan is bijgebleven is dat de ernst van depressie op jongere leeftijd heel erg werd benadrukt. Met name dat de kans op recidief erg groot is. Zelf had Jard die lijstjes ook. Hij zag dat niet zo zitten dat hij het weer zou krijgen. Achttien jaar is wel echt te jong om er een eind aan te maken, je moet je hersenen laten rijpen, op die leeftijd kun je het allemaal nog niet weten en de toekomst nog niet realistisch inschatten. Ik zei tegen mijn hulpverleners dat het belangrijk is om bij jonge mensen bij een depressie perspectief te bieden. Ook is het nodig volgens mij om tot rust te komen. Als je alles door wil laten gaan, sociaal, op het gebied van school en sport, dat is onmogelijk.’ Ik hoopte dat hij er ook overheen zou groeien ‘Tijd doet ook iets. Bij mij heeft tijd heel veel gedaan. Je leert het een plek te geven en te relativeren. Ik had ook de neiging om alles heel perfect te willen doen. In mijn therapie zeiden ze: wil je hier ook weer een tien halen? Hij heeft zich opgehangen. Een heel actieve daad. Zijn vrienden waren best gespannen om hem te zien. Dat viel hun uiteindelijk mee. In een gesprek met de psychiater kwam naar voren, dat jongens daadkrachtiger zijn, die doen het, terwijl meisjes er meer over praten en denken. Zelf ken ik die momenten wel, dat je op het punt staat het te doen, maar ik heb het niet gedaan. Ik sprak hier wel met Jard over en ik hoopte dat hij er ook overheen zou groeien. Zijn graf bestaat uit een steen met een glinstertje erin, met daarvoor een glasplaat met zijn naam uitvergroot erop in zijn eigen handschrift. Later hebben een aantal vrienden en ook zijn zus de naam Jard op hun arm laten tatoeëren. Ik schrok daar wel een beetje van toen ik dat voor het eerst zag, maar ik vond het wel een mooi en persoonlijk gebaar.’
113 Zelfmoordpreventie: 0800 -0113
Denk je dat ik zin heb in al die mensen? ‘De impact van zijn overlijden was groot. Voor mijn dochter hebben we direct een plek gezocht bij de rouwtherapeut Maria Derksen. Dat was goed, dat ze daar een luisterend oor had om haar verdriet te uiten. We hebben beiden extern hulp gezocht om elkaar niet te belasten. De suïcide van Jard was voor haar een trauma. Ik weet nog wel, die eerste dagen zat het huis vol met mensen die overspoeld waren met verdriet. Ze kwam van school en ging direct naar boven. Ik vroeg ‘Kom je even een kopje theedrinken?’ Toen zei ze: ‘Denk je dat ik daar zin in heb, in al die mensen. Ze was twaalf, bijna dertien en zat net inde brugklas. Ze was plotseling enig kind, ze veranderde van de zus van die sportieve stoere broer naar de zus van de jongen die zich had opgehangen.’ ‘Lentis heeft speciale groepen voor mensen die een naaste door suïcide zijn verloren. Je hoeft niet ingeschreven te staan. Zelf heb ik een tijd aan zo’n groep meegedaan. Dat heeft me geholpen, al gaat het verdriet niet weg. Toch verandert er wel iets na een aantal van dat soort samenkomsten. Het werd wat lichter. Ik ben toen op een gegeven moment gevraagd om zo’n groep te begeleiden en ik heb ontdekt dat je door anderen te helpen, jezelf ook helpt.’