Door Anne Helmus


Helmus zoekt bouwstress

Oef dat gaat niet goed! Een collega bouwer op de eerste verdieping verliest de controle over een houten pallet. Ze roept nog. ‘Kijk uit!’

Te laat! De pallet valt en schampt langs de rug van een meisje dat op haar hurken de ingang van de hut schildert. Dat doet pijn, grote tranen stromen over haar wangen. Als bouwbegeleider zag ik het gebeuren. Maar ik was net te laat om het te voorkomen. Nadat ze van de schrik is bekomen gaan we de schade bekijken. Niks gebroken zo te zien, alleen een lelijke schaafwond op haar rug. Ik vertrek met haar richting hulppost. Daar blijkt ze niet de enige met schade. Er worden pleisters aan de lopende band geplakt. Ook mijn patiënt wordt voor­zien van een speciaal verband. Een aantal leden van haar team is gekomen om haar te troosten. Met elkaar gaan ze weer terug naar de bouwplaats waar ze als een held ontvangen wordt door de rest. Ze duiken de hut in om wat te drinken en te snoepen.


Ik raak aan de praat met een andere vrijwilliger. Ze vertelt: ‘Mijn zoon sliep gisteravond om elf uur nog niet. Hij maakt zich grote zorgen over de constructie van hun hut, die is volgens hem lang niet stevig genoeg om er een verdieping op te bouwen. Hij is ook zo’n perfectionist. De ander jongens van zijn groep zitten nergens mee en hij ligt daar maar te piekeren en slaapt niet van de bouwstress. Gelukkig was hij net al weer lekker bezig.’


Voor het tweede jaar ben ik vrijwilliger op het Timmerdorp in Groningen. De locatie is fantastisch. Achterop het terrein van de oude suikerfabriek bij de voormalige vloeivelden. Overal riet, dijkjes, wilgenbomen en struiken, een soort oud-Hollands landschap. Op deze timmerdagen zijn er 500 kinderen en meer dan 100 vrijwilligers in touw. Vrijwilligers met verschillende functies: gewone bouwbegeleiders zoals ik, maar ook wijkhoofden en leden van de bouwpolitie die de constructie van de hut controleren voordat er een heuse vergunning afgegeven wordt om er een verdieping bij op te bouwen. Natuurlijk is er ook een vrijwilliger die kinderen in geestelijke nood helpt of ruzies tussen kinderen beslecht. Erg veel had hij niet te doen.

Kinderen leren vlug. Leuk om te zien hoe ze steeds sneller de door een bouwmarkt beschikbare spijkers in het hout slaan.

De hutten, huizen, torens en andere bouwsels verrijzen door groeps­gewijze inspanning. Een groep meiden, waaronder mijn klein­dochter, begint al vrij vroeg in het bouwproces met het leggen van een laminaatvloer, zonder zich al te veel om de constructie van de hut te bekommeren. Ook worden er alvast kapstokjes gemaakt om de jassen en tassen aan op te hangen. De gang wordt in de verf gezet. De schilder heeft zich al schilderend klem gezet achter in de gang. Dan maar even met de oude gympen over de natte verf.

De buren zijn ondertussen heel gedisciplineerd met hun bouwwerk bezig. Binnen no time hebben zij een bouwwerk van drie verdiepingen hoog gerealiseerd. Als ze hun bouwplaats verlaten om op de lunchplek hun boterham op te eten staan er zes emmers keurig op een rij, waarin het gereedschap en spijkers zijn opgeborgen.


Op veel plekken binnen de ggz-jeugd zijn speelkamers ingericht. Hier mogen kinderen met speciaal speelgoed aan de gang. Een therapeut observeert het speelgedrag en kan hier diagnostische conclusie aan verbinden.

Mooi zou het zijn als er bij elke jeugdafdeling op een braakliggend stukje grond een mini-timmerdorpje wordt aangelegd. Kinderen leren tijdens het timmeren en bouwen samenwerken en met gevaar omgaan. Ze raken hun woede kwijt door spijkers in het hout te slaan. Daarna zijn ze lekker moe en voldaan.


Ook ik raakte halverwege de middag behoorlijk uitgeput. ‘Ik kan haast niet meer op mijn benen staan,’ zei ik tegen een collega. Even later komt ze met een gemakkelijke stoel aanzetten. ‘Ga maar even zitten opa.’ Heerlijk zat ik daar en sloot mijn ogen en dommelde weg. Na een tijdje kwam ik weer bij mijn positieven. Ik keek om me heen en zag dat het goed was zo.