Portret
Hostel-verpleegkundige Gerda Russchen puzzelt, onderzoekt en
ziet mogelijkheden bij jonge cliënten
‘Linksom of rechtsom, ik geef niet op’
door Ursula Sennema
Gerda Russchen zwaait hartelijk de deur open van Fasehuis Het Hostel in de binnenstad van Groningen. Op deze best wel unieke plek verblijven 16 jongeren in de adolescentenleeftijd. Er zijn drie groepen, cliënten schuiven door naar de volgende groep wanneer zij toe zijn aan meer zelfstandigheid. Daarnaast zijn er een paar ambulante plekken als vervolgplek na het Hostel. Het Hostel is een trainingscentrum waar cliënten aan vaardigheden werken. En zo stappen zetten richting school, werk of zelfstandig wonen. Ze leren omgaan met hun kwetsbaarheid, signalen bijtijds herkennen en ontwikkelen zich door te oefenen. De problematiek is divers; cliënten die een psychose hebben gehad of stemmingsklachten ervaren. Of kampen met persoonlijkheidsproblematiek.
Gerda steekt enthousiast van wal. ‘We krijgen veel verwijzingen uit het UCP, van jongeren die een eerste psychose hebben gehad. Het Hostel blijkt dan een goede vervolgstap in hun herstel. Ik moet zeggen, deze groep daar heb ik zeker wat mee. Ik vind het interessant om samen te kijken naar wat werkt, wat de vroege signalen waren en welke stressoren er zijn. We hebben expertise met deze doelgroep. Anderzijds zijn de verschillen aan diagnosen en achtergronden ook prettig voor mij als verpleegkundige, dat houdt het werk afwisselend.’
De Specht Gerda begon haar loopbaan bij Lentis in 1991, op woonafdeling de Specht. Dit viel later samen met enkele andere afdelingen zoals de Eekhoorn, Akkerhoven en woningen op het terrein en in het dorp Zuidlaren onder Beschut Wonen. Ze deed ervaring op in het omgaan met allerlei ziektebeelden, leerde goed samenwerken en oplossingen bedenken. Het betrof bewoners met chronische problematiek. En soms ook met complexe gedragsproblematiek. ‘Ik weet nog goed mijn eerste nachtdienst op de Specht, die nacht ging gelijk het brandalarm af op de Eekhoorn ernaast. Ik er snel naartoe, dan denk je wel, jee wat staat me te wachten. Ook op het gebied van somatiek heb ik hier veel geleerd, omdat je te maken kreeg met ouder wordende bewoners. Die kennis geeft toch meerwaarde aan je vak. Een fijne periode was het, we gingen op bewonersvakantie naar Engeland en Frankrijk. Dat kon toen nog. Leuk maar intensief,’ lacht Gerda.
Puzzelen wat werkt ‘Reden dat ik na de HBO-V voor de psychiatrie heb gekozen is dat ik geïnteresseerd ben in gedrag van mensen. En de ziektebeelden waarover je leerde, die boeiden me. Als verpleegkundige mag ik graag onderzoeken hoe je omgaat met bepaald gedrag zodat het ene gedrag uitdooft en ander gedrag versterkt wordt. Wat werkt bij iemand? Deze puzzel, ook in teamverband, vind ik belangrijk.’ ‘Als verpleegkundige begeleid ik cliënten bij het behalen van hun doelen. Het zelf laten bedenken van doelen en wensen, dat kwam in de loop der jaren in opkomst. Op Beschut Wonen draaide het in mijn beginperiode meer op behouden van, later kwam hier ook meer de vraag ‘wat wil je’, ‘wat kun je’, en hoe kunnen we bewoners activeren en laten deelnemen aan.’
Switch Rond 2004 besloot ze dat het tijd was voor een switch. Werken met jongeren. ‘En hoewel het onbekend was voor mij viel het erg mee. Nu kreeg ik te maken met cliënten aan het begin van hun proces van ziekte naar herstel. Het Hostel bleek een juiste stap, het gaf me uitdaging. We zijn een klein team dat goed op elkaar ingespeeld is. Ik heb het gevoel dat we veel tegen elkaar kunnen zeggen, dat we elkaar aanvullen en dat we blijven kijken naar mogelijkheden, naar wat werkt.’ ‘Het aspect van veiligheid vind ik erg belangrijk, dat je hier met elkaar oog voor hebt. Kijken naar de personele bezetting, naar afspraken als een cliënt in crisis is of als het weekend voor de deur staat. En ja, naast mooi kan het werk ook wel eens zwaar voelen, dan zijn er situaties daar denk je thuis nog aan terug. Ook dat komt voor.’
Familie ‘Als verpleegkundige werk je hier als coach. Coachen, dat is wat je doet. Naast iemand staan, samen kijken hoe de ander verder komt. Het Hostel valt sinds een tijdje onder de WMO, cliënten verblijven bij ons met een woonindicatie afgegeven door de gemeente. Dit betekent dat er geen eigen behandelaren aan het team gekoppeld zijn, de verwijzer blijft hoofdbehandelaar en verantwoordelijk. Dat vind ik ook een leuke taak van het werk, afstemmen met elkaar en waar nodig de hoofdbehandelaar erbij betrekken. Structureel gebeurt dat bij het zorgafstemmingsgesprek (ZAG) eens in de zoveel tijd. Maar als verpleegkundige werk je hier vooral zelfstandig, je bent coach van een aantal jongeren en geeft zelf invulling aan je werkzaamheden. Zoals contact zoeken met familie als ik denk dat dit nodig is. Bij onze jonge doelgroep is familie sterk in beeld. We houden daarnaast met naasten POM-gesprekken en vullen de triade-kaart in.
Eigen Regie en Herstel (ERH) De begrippen ‘doelen’, ‘herstel’ en ‘eigen regie’ zijn terugkerend in dit interview. Geen wonder dat Gerda hier echt werk van maakte en als een waar ambassadrice vertelt over de training ‘Eigen Regie en Herstel’ (ERH), die ze sinds 6 jaar geeft. Ze volgde hiervoor met enkele andere Lentis-medewerkers een opleiding aan de Hogeschool in Deventer. Er was een periode dat het gegeven werd aan een gezamenlijke groep cliënten van Eugeria en Het Hostel, inmiddels draait op Eugeria een eigen groep en wordt de club van het Hostel gemixt met ambulante cliënten van Fact. Deze training vindt plaats op de Hereweg. Het is een training waar cliënten aan de hand van een aantal thema’s/modules (medicatie, middelengebruik, symptomen en terugval, sociale steun, coping-strategieën), doelen verwoorden. De basis van de EHR is het stress-kwetsbaarheids-model.
Kleine stapjes
‘Om hersteldoelen te kunnen behalen worden stapjes klein en haalbaar geformuleerd. Dit vergroot de kans op succeservaringen. Hier wordt veel aandacht aan besteed, hoe omschrijf je je doelen ‘smart’. Iemand die zelfstandig wil wonen bedenkt bijvoorbeeld voor de komende week het stapje: ik bel mijn behandelaar om mijn wens kenbaar te maken. De week erna komen we hier op terug. In de groep leren cliënten van elkaar, ze helpen elkaar op weg. Het kan helpen als een ander een stapje verder is of ook te maken krijgt met als een stapje niet lukt.’ ‘Inmiddels wordt de training flexibeler ingezet; sommigen stromen in bij modules die voor hen geïndiceerd zijn. Of het wordt aangepast op de groep.’ Gerda laat het fraaie werkboek zien waar cliënten mee werken en ik krijg een A-viertje mee met de thema’s. Mijn gedachte is; deze training zou voor veel meer cliënten geschikt zijn. ‘En dat klopt ook’, zegt Gerda, ‘de bedoeling is dat we de EHR ook in Wonen Groningen gaan introduceren.’
Yucel Blokkendoos Gerda maakt bij de training tevens gebruik van de zogeheten Yucel blokkendoos om draagkracht en draaglast te visualiseren. ‘De steunpilaren worden in kaart gebracht, zoals het netwerk of een andere krachtbron, dit zijn de onderste blokken. De middelste balk, de steunbalk, is wat de cliënt door zijn of haar leven aankan, de bagage. Daarboven de blokken die je zorgen en problemen weergeven. De blokken variëren in grootte om aan te geven hoe groot en zwaar ze letterlijk en figuurlijk zijn. Daar laat je op deze manier cliënten zicht op krijgen.’ ‘Financiële problemen bijvoorbeeld kunnen een groot blok zijn, door deze aan te pakken wordt de blok kleiner, lichter. Maar je kunt ook de onderste blokken, je steunpilaren, uitbreiden of herwaarderen. Een deelnemer ontdekte door het inzichtelijk maken hoe waardevol de vrienden van zijn ouders voor hem zijn. Gedurende de training zie je daarmee de blokken veranderen. Cliënten ontdekken wat hen helpt.’ Gerda ziet dat de jongeren zich ontwikkelen door de training en dit geeft haar energie. Ze geeft de training samen met een ervaringsdeskundige en dat blijkt een goede combinatie. De ervaringsdeskundige heeft soms net een andere invalshoek of vertelt uit eigen ervaring.
Iemand op wie je kunt bouwen Ik vraag Gerda naar haar sterke punten. Lastig, lastig, bescheiden als ze is. Maar ze komt toch met drie punten. ‘Ik denk mijn invoelend vermogen, dat ik me best goed in de cliënt kan verplaatsen. En dat ik altijd kijk naar mogelijkheden. Als het niet linksom kan, dan maar rechtsom, ik geef niet op. Gevaar hiervan is dat de ander misschien minder in beweging komt, dat ik zelf te hard loop. Maar ik heb hier in geleerd in de loop der jaren, dat het ook genoeg kan zijn voor nu. En ten slotte denk ik dat ik gemakkelijk overleg, spar met collega’s. Dat vind ik ook belangrijk, dat de zorg overdraagbaar is, dat je van elkaar weet hoe je erin staat.’ Als we afscheid nemen en ik terugfiets naar huis realiseer ik me hoe mooi het is dat iemand na veel jaren in dit werkveld zo enthousiast blijft. Een vakvrouw die straalt als ze over haar beroep vertelt. Later die week besluit ik achter haar rug om twee collega’s te vragen hoe zij denken over ‘hun’ Gerda. Ik bel op een zaterdag, de twee vrouwelijke Benjaminnen van het team hebben dienst. Ze hoeven niet lang na te denken. Gerda? Hele fijne collega. Gezellig. Attent. Iemand op wie je kunt bouwen en die je kunt vertrouwen. Luisterend oor. Gestructureerd werken. Geeft grenzen goed aan. Veel kennis over de training die ze geeft.