Door Anne Helmus
Helmus zoekt
ze niet op
Hem herkennen gaat niet zo snel. Net als toen heeft hij een baard, inmiddels grijs. Hij zit in een super de luxe scootmobiel met veel glitter en chroom. We groeten elkaar. Ik herinner me hem als de cliënt die me tijdens een huisbezoek een revolver liet zien, waarmee hij de arbo-arts onder schot zou nemen, als die moeilijk zou doen over het verkrijgen van een uitkering.
Lopend door het centrum raak ik door de kerstversiering in de stemming. Straks even niet vergeten een paar oliebollen mee te nemen naar huis. Even verderop kom ik een beetje drukke vrouw tegen, ze vertelt dat haar man onlangs is gestorven. Vanuit de tijd dat ze cliënt van me was weet ik nog dat hij langdurig met zijn gezondheid kwakkelde. Voordat ik kan reageren vraagt ze hoe het met mij gaat nu ik met pensioen ben. Ik vertel dat het goed met ons gaat ondanks het feit dat we vanwege corona minder leuke reisjes maken en de kleinkinderen te weinig zien. We wonen al meer dan veertig jaar in het centrum van Winschoten en ik kom dus met enige regelmaat oud-cliënten tegen. Meestal even zwaaien en vriendelijk lachen. Ik zoek ze niet op maar kom ze toch tegen. Als ik een van hen op straat ontmoet komt de info uit de tijd dat ik ze begeleidde naar boven. Daar gaat het meestal in het contact niet over. Het zijn meer de gewone huis- tuin- en keukengesprekjes die ik met jan-en-alleman zou kunnen voeren. Vaak best wel gezellig. Op mijn wandelingetjes door stad kom ik dus wel oud-cliënten tegen en zelden een medewerker van Lentis. Die wonen elders. Over dit gegeven schreef ik in het jaar 2000 een column in het blad Folio, de voorloper van Lentis Magazine met de titel: ‘Niet in Winschoten’. Enkele citaten uit dat stukje: ‘Dagelijks pendelen vele GGZ-medewerkers tussen Winschoten en elders. Vaak niet voor lang, want het lijkt erop dat de werkplek hier een doorgangshuis is en een baan alhier een opstap is naar een gewenste plek elders.’ Zelf hoefde ik daardoor niet van baan te veranderen want door de vele wisselingen veranderde mijn werkplek voortdurend door al die nieuwe gezichten. Verder schreef ik: ‘Werken in het verre oosten is tot daar aan toe, er wonen ondenkbaar. Men bezwijkt niet voor een goedkope woning noch voor eenoog koning. En vele kilometers woon-werkverkeer moeten voorkomen dat ze patiënten ‘in het wild’ tegenkomen.’ Een toenmalig raadslid van de VVD en medewerker van Lentis bracht het stukje onder de aandacht van de burgemeester. Ze trad in contact met de toenmalige voorzitter van de Raad van Bestuur, de heer Hoevenaar. Ze gaf aan het te betreuren dat Winschoten kennelijk niet als een aantrekkelijke plek wordt ervaren voor medewerkers om zich te vestigen. Om deze beeldvorming te veranderen bood ze de medewerkers een rondje Winschoten aan, wat bestond uit een stadswandeling en een gezellige ontvangst op het gemeentehuis.
Alles beweegt en het rendier zingt Ik loop hier dus nog steeds rond en ben inmiddels een ‘oude boom’ die zich moeilijk laat verplanten. Loop nog een straatje om en zoek naar het huis met de vele kerstversieringen om nog meer in de stemming te komen. Tot mijn schrik is de plek waar het huis stond helemaal leeg. De buurman die zijn tuin met de lege kavel heeft uitgebreid is bezig het terrein te bestraten. Vele leuke herinneringen heb ik aan deze plek en het huis dat er altijd stond. Na het kersteten gingen we altijd een bezoekje brengen aan deze attractie. De bewoners van de woning hadden sprookjesachtige kerst- uitstallingen gemaakt voor de vele ramen van hun woning. Ontelbare gekleurde lampjes en kerstfiguren. Alles beweegt en het rendier zingt. Ver voor kerst was de man al bezig met zijn uit de hand gelopen hobby. Als we ’s avonds langsgingen kwam hij altijd naar buiten om onze vragen te beantwoorden en te vertellen over de opbouw van zijn kerstshow. Een keer werden we zelfs ook binnen uitgenodigd. Ik maakte me toen wel een beetje zorgen over de overbelaste stopcontacten en stekkerdozen waar het kerstcircus op draaide. Op de slaapkamer stonden ook kerstfiguren die zachtjes kreunend bewogen. Ook de woonkamer was rijk gevuld met een giga kerstboom, kerststalletjes en tuinkabouters. Dat zijn woning er niet meer staat verbaast me op zich niets, het huis zat vol scheuren en de muren waren erg scheef. De dakgoten waren lek of ontbraken. De deplorabele staat van het huis gaf een speciaal tintje aan het kersthuis. De bewoner was trots op zijn versierde woning en was blij met belangstelling van passanten. Hij kon pronken met zijn kerstspulletjes. Hij is er niet meer. Ik hoorde van de buurman dat zijn vrouw aan kanker was gestorven en dat hij weg moest omdat het huis een onbewoonbaar verklaarde woning was geworden. Ik hoop dat hij zijn werk op de sociale werkplaats heeft kunnen behouden. Verdrietig word ik van deze lege plek en het sneue verhaal. Op weg naar huis neem ik een zak oliebollen mee. Mijn vrouw is even weg. Om in een betere stemming te komen eet ik ze allemaal alleen op.